Robert Havemann en de rood-groene trend

21.07.2023

De heersende ideologie van het echte Oost-Europese socialisme was het marxisme-leninisme, dat enkele onverwachte ideologische en culturele tendensen niet uitsloot. In voor- en tegenspoed was het Oosters marxisme een bescherming tegen de ontwikkeling die Michel Clouscard beschreef met de termen libéralisme-libertaire en capitalisme de la séduction, tegenwoordig beter bekend als "woke kapitalisme".

Ulf Modin heeft in het DDR-boek beschreven hoe het Europese culturele erfgoed werd gewaardeerd en hoe veramerikanisering werd vermeden; in Roemenië, Noord-Korea en Albanië werd een protochronistische kijk op de geschiedenis ontwikkeld, waarbij de nadruk werd gelegd op de diepe wortels van het eigen volk. Enver Hoxha beweerde bijvoorbeeld trots dat het bloed van de Albanezen nooit vermengd was geweest met dat van de veroveraars; hij keerde zich ook tegen "de gedegenereerde gedragswijzen, smaken en levenswijze van de verrotte burgerlijk-revisionistische wereld". In Oost-Duitsland was er zelfs een succesvol eugenetisch beleid om het voor vrouwelijke studenten gemakkelijker te maken om een gezin te stichten, onder andere door middel van hoge, gerichte kinderbijslag.

Tegen het einde van het bestaan van de echte socialistische staten waren er interessante ideologische trends: in de Sovjet-Unie was er, zelfs voor de val van het systeem, een "neo-ruralistische" intellectuele omgeving, deels geaccepteerd door het systeem, met neo-orthodoxe, ecologische en conservatieve elementen. Dit werd later van invloed op het post-Muur nationalisme. Gedeeltelijk vergelijkbare tendensen kunnen worden vastgesteld in Oost-Duitsland, met name de evolutie van Rudolf Bahro (1935-1997) van een relatief orthodox marxisme naar een groen standpunt met esoterische en nationale aspecten. Robert Havemann (1910-1982) is ook interessant in deze context, hoewel niet om dezelfde redenen als Bahro.

Zowel Bahro als Havemann waren een tijdlang lid van de partij, en aanvankelijk te beschouwen als loyale oppositie. De iets oudere Havemann was tijdens de wereldoorlog actief geweest in een antifascistische verzetsbeweging, en was een vooraanstaand chemicus in de DDR. Bahro had niet zo'n dramatische achtergrond als Havemann, maar werkte meerdere jaren in de Oost-Duitse bestuurskringen. Gezien het feit dat het klimaatprobleem vandaag de dag gekoppeld is aan een "Grote Reset" met management- en totalitaire trekjes, zijn Bahro en Havemann zeer relevant. Ze worstelden ook met de vraag naar de relatie tussen een echt socialistisch of staatskapitalistisch systeem en de ecologische crisis.

Havemanns aanpak was hier origineel. Zijn doel was een bijna anarchistische samenleving waarin de echte socialistische staat was afgebrokkeld, maar hij had een relatief positieve houding ten opzichte van het potentieel van de partijcommunisten om hieraan bij te dragen. Bahro ontwikkelde zich in een iets andere richting, met hoop op een "groene prins" en de wens om communisten buiten het partijapparaat te organiseren. Havemann ontwikkelde zijn argumenten in Morgen, een boek uit 1980. Hij beschreef de ecologische crisis, met aspecten zoals de grondstoffencrisis, emissies, bevolkingsexplosie en hongersnood, als een existentiële crisis voor de mensheid. Havemann verwees naar de Club van Rome en schreef dat de lezers tijdens hun leven het einde van een "door groei geobsedeerde industriële beschaving" zouden meemaken. Hij citeerde ook Lao-Tse en stelde dat "wanneer mensen niet bang zijn voor wat verschrikkelijk is, het meest verschrikkelijke van alles zich voordoet".

Havemann beoordeelde vervolgens of kapitalisme of echt socialisme de ecologische crisis zou kunnen oplossen. Hij schreef dat in historische samenlevingen stagnatie de norm was, het kapitalisme dat in Europa ontstond is een anomalie met zijn constante groei. De voorwaarden hiervoor waren het samenspel van een aantal "extreem onwaarschijnlijke etnologische, historische, economische, geografische en culturele kenmerken" (vergelijk hier de "Germaanse productiewijze" die de jonge Marx schetste). Zijn conclusie was echter dat het kapitalisme de crisis niet kan oplossen omdat het afhankelijk is van constante groei: "zonder constante groei is het kapitalisme gedoemd". Vandaar, onder andere, de consumptiemaatschappij.

Zijn analyse van het echte socialisme was niet veel positiever, onder andere dat het geen socialisme was. Hij ging ook in op de soms chaotische prijsvorming in het echte socialisme, waarbij hij vergelijkbare analyses van Mises en Hayek vergeleek. "Prijzen komen niet overeen met waarde" in zo'n systeem, vooral wanneer er om politieke redenen ook nog een systeem van gesubsidieerde lage prijzen voor bepaalde goederen is. In de concurrentie tussen het echte socialisme en het kapitalisme speelden consumptie en prijzen een centrale rol, net als groei. "Binnenkort zullen we het Westen hebben ingehaald."

Toch was Havemann van mening dat de echte socialistische staten beter in staat waren om te hervormen en de ecologische crisis aan te pakken dan hun kapitalistische concurrenten. Voorwaarde was wel dat zij socialisme en democratie konden realiseren. Voor Havemann stond hier een open discussie centraal, wat in het licht van zijn historisch materialistische analyse van het echte socialisme als klassenmaatschappij enigszins idealistisch lijkt. Maar hij ontwikkelde ook een argument over het belang van hoop voor mensen, een argument dat aan Ernst Bloch deed denken en resulteerde in een utopie.

Havemanns utopie doet denken aan William Morris' News From Nowhere, een toekomst waarin grote steden, de consumptiemaatschappij en de staat zijn verdwenen. De grote steden zijn er nog steeds als ruïnes om te ontmoedigen, en mensen leven meer verspreid. Zelfs de staat is geleidelijk aan uiteengevallen, er is "geen staat meer, geen regering, geen politie... alleen het beheer van dingen". Er is ook geen dwang om te werken in Utopia, hoewel dit niet betekent dat mensen niet werken. In plaats daarvan besteden ze veel tijd aan cultuur en onderwijs. Consumptiegoederen hebben een "enorme levensduur", ze worden geproduceerd om lang mee te gaan. De productie is sterk geautomatiseerd, maar er is geen sprake van een "volledig geautomatiseerd luxecommunisme" (de antropologische degeneratie die zo'n ideaal mogelijk maakt was net begonnen toen Havemann zijn utopie schreef). Er is ook geen leger, en bijna geen auto's, treinen of vliegtuigen. Er is toerisme, maar de mensen genieten van de reis en nemen er de tijd voor.

Er moet worden opgemerkt dat er enkele hedendaagse ideeën in Havemanns utopie zijn geslopen. Hij besteedde bijvoorbeeld veel ruimte aan de toekomst van liefde en seksualiteit. Hij stelde dat in Utopia geen enkele seksualiteit taboe is, inclusief incest (hoewel hij de meeste historische homoseksualiteit beschreef als het resultaat van sociale stress en anomalie). Op dezelfde manier verdwijnt jaloezie wanneer er geen eigendom van vader op kind geërfd kan worden. Kinderen worden opgevoed in grote kinderdorpen en religie is uit zichzelf verdwenen (hoewel Havemann meer begrip had voor religie dan veel echte socialisten en openstond voor samenwerking met gelovigen).

Als utopie is het erg veel een bijgewerkte versie van Morris, waarbij het al snel duidelijk wordt dat Havemann niet zo'n artistieke ziel was als de Engelsman. Het lijdt aan dezelfde problemen als Morris wat betreft de uitvoering en bevat, zoals hierboven vermeld, ook enkele minder aantrekkelijke elementen. Tegelijkertijd is het verschil met de "Great Reset" duidelijk: Havemann streefde naar een echt socialisme en democratie in plaats van een van bovenaf opgelegd klimaatbeleid. Het is heel goed mogelijk dat ecologie en democratie eigenlijk onverenigbare entiteiten zijn, maar voor Havemann waren ze dat niet. Tegelijkertijd bevatte zijn werk enkele interessante analyses. Hij beschreef bijvoorbeeld de breuk tussen sociaaldemocraten en communisten als een historische ramp, net als het ontstaan van kleine radicale sekten die waardevolle persoonlijkheden weghielden bij het communisme. Togliatti citerend, beschreef hij het doel als een "eenheid van verscheidenheid" waarin verschillende linkse groepen konden samenwerken en tegelijkertijd meningsverschillen konden hebben over verschillende kwesties. Een voorwaarde hiervoor was dat men eerst "duidelijkheid moest krijgen over waar de fronten van de revolutionaire strijd in de huidige maatschappij lopen". Dat was bijvoorbeeld niet het geval tussen communisten en sociaaldemocraten of tussen religieuzen en atheïsten. In onze tijd is dezelfde vraag relevant voor de verschillende groepen die zich verzetten tegen de globalisten, 'links', het liberalisme, Leviathan en hoe ze hun tegenstanders ook willen noemen. Ook zij moeten proberen om de fronten van de strijd te identificeren en een soort "eenheid van verscheidenheid" te creëren.

Al met al is Havemann interessant als voorbeeld van hoe sommige marxisten al tijdens het tijdperk van het echte socialisme in de richting van een groene positie bewogen. Wat tegenwoordig vage retoriek is, werd door Havemann vaak openlijk geuit, inclusief het doel en het conflict tussen bureaucratie en vrijheid. Dat een "Grote Reset" ook bepaalde klassegerelateerde boventonen heeft, wordt duidelijk bij het lezen van Havemann. Tegelijkertijd zijn er gebieden die hij minder aanroert dan een Linkola of een Kaczinsky, waaronder de relatie tussen psychologie en ecologie. Havemanns antropologie, met haar elementen van tabula rasa en algemeen optimisme, is bijvoorbeeld een uitdrukking van wat Kaczinsky als links definieerde. Zijn analyse van de consumptiemaatschappij was ook relatief oppervlakkig in vergelijking met het meer oprechte rechts. Hoe dan ook, Havemann is interessant als het gaat om de geschiedenis van ideeën; hij zou ook een potentieel interessante kennis kunnen zijn voor de generatie Greta Thunberg, omdat hij zo duidelijk het conflict tussen bureaucratie en vrijheid benadrukte.

Bron: Motpol.nu

Vertaling door Robert Steuckers