De sociale functie van Utopia
Dina Picotti (2016), die Ricoeur (1984) als referentie neemt, bevestigt opnieuw dat de sociale verbeelding zich manifesteert, dat wil zeggen, tot uiting komt door twee specifieke essentiële functies, waarvan de ene ideologie is en de andere utopie. Men vertelt ons ook dat deze twee categorieën zich op hun beurt ontwikkeld hebben met een verscheidenheid van nuances, die over het algemeen een verscheidenheid van andere betekenissen ontwikkelen, die, afhankelijk van de benadering, gediend hebben om te rechtvaardigen of te denigreren, te construeren of te vernietigen, te legitimeren of te verdraaien, enz. Met andere woorden, de benadering waarin zij gecultiveerd zijn, is bepalend geweest voor het feit of deze sociale vertellingen een positief of negatief resultaat hebben gehad in de geschiedenis van de mensheid, maar het feit dat wij niet uit de weg kunnen gaan, is dat het deze sociale voortbrengselen zijn die, zonder afbreuk te doen aan deze goedaardige of verderfelijke gevolgen, een positief of negatief effect hebben gehad op de geschiedenis van de mensheid, dat het deze sociale producties zijn die op beslissende wijze, een voor en een na, een ontwrichtend element in de sociale ontwikkeling hebben bepaald, en dat zij daarom van cruciaal belang zijn geweest in onze manier om ons in de geschiedenis te situeren, waaraan wij onze plaats in de geschiedenis zouden willen toevoegen om die te interpreteren en te begrijpen.
Wij zouden zeggen dat er in het gnoseologische rijk twee vormen van ideologie zijn: ideologie als vals bewustzijn, en ideologie als waar bewustzijn. Dit laatste tracht getrouw bij te dragen tot de verbetering van de werkelijkheid die het komt voorstellen, en aangezien het (ideologie) een systeem is van waardeoordelen en verklaringen van doelstellingen (Bunge, 2013), zal het dus een hele reeks methodologische instrumenten gebruiken om dit systeem beter te structureren. Terwijl ideologie, als vals bewustzijn, de neiging heeft de werkelijkheid te vervormen om haar aan te passen aan haar beginselen, dit is de pejoratieve betekenis van ideologie die wij allen kennen. Welnu, het was nodig de conceptualisering van de ideologie kort te herzien, aangezien de utopie ons in haar verhouding tot de ideologie op een contrasterende manier wordt getoond, en wel in de volgende zin:
"...de functie van "utopie" is de verbeelding buiten het reële te projecteren, in een buiten dat ook een nergens en geen tijd is (uchronia). De functie ervan blijkt dus complementair te zijn aan die van de ideologie: als de laatste de werkelijkheid bewaart en in stand houdt, stelt de utopie haar ter discussie. Het is een oefening van de verbeelding om een andere manier van sociaal zijn te bedenken, die de geschiedenis van de utopieën heeft opgeëist op alle gebieden van het leven in de maatschappij: andere manieren van gezinsbestaan, economie, politiek, godsdienst, enz. die ook projecten voortbrengen die tegengesteld zijn aan elkaar, omdat orde vele tegenstellingen kent. Utopia is dus het meest radicale antwoord op de integrerende functie van de ideologie. Als de centrale functie van de ideologie de legitimatie van het gezag is, dan stelt de utopie een manier van machtsuitoefening ter discussie; pretendeert een gerealiseerde eschatologie te zijn van wat het christendom aan het einde van de geschiedenis plaatst" (Picotti, 2016: 40).
Niettegenstaande het bovenstaande zijn er enkele verduidelijkingen aan te brengen in de bovengenoemde verwijzing van Picotti, in die zin dat, hoewel een van de facetten van de ideologie (b.v. sociaal-politieke ideologieën zoals het liberalisme, het marxistisch socialisme en het fascisme) inderdaad de productie en de legitimatie van machtsverhoudingen is, het ook de ideologie is die dient om een gevestigde macht in twijfel te trekken. Als ideologie, in deze zin, ook een orde der dingen in twijfel trekt en ook betekent dat men zich andere manieren van sociaal zijn voorstelt, wat onderscheidt haar dan van de utopie? Waar eindigt de ideologie en begint de utopie? In dit verband zijn wij van mening dat wanneer het ideologische zijn grenzen overschrijdt, d.w.z. de grenzen van wat reëel is, van wat haalbaar is, van wat mogelijk is, wij twee mogelijke scenario's kunnen hebben: (i) wij betreden het rijk van de ideologie als vals bewustzijn; of (ii) wij betreden de ruimte van het utopische.
Het utopische is in de mensheid aanwezig zolang er geschreven werken bestaan, met name met De Republiek, waarvan de Platonische Socrates als basis diende voor Utopia van Thomas More (1516), aan wie het neologisme wordt toegeschreven.
Hebben we in de ideologie realistische visies op sociale verandering, de utopie drukt het ultra-romantische panacee van de maximale menselijke ontplooiing uit. En het woord utopie zelf, "... verwijst naar een fundamenteel aspect van het menselijk wezen, het rijk van de verbeeldingsvolle schepping, die de werkelijkheid altijd overstijgt en haar in staat stelt zich te oriënteren op andere mogelijkheden, deze te projecteren en te bereiken, als open door haar geest voor alles wat is, zoals Aristoteles reeds bevestigde" (Picotti, 2016: 38).
Het Amerikaanse continent is geen onbekende van utopieën; integendeel, het zijn utopieën die altijd de historische processen van emancipatie en nationale bevrijding geleid hebben, b.v. het ideaal van de Patria Grande, "...het principe van de eenheid van het continent is een van de leitmotiven van het Latijns-Amerikaanse utopische discours" (Aínsa, F. 2010).
Maar zoals er sociaal-politieke utopieën zijn (Wereldvrede onder de volkeren voor pacifisten of het Universele Rijk voor autoritairen), economische utopieën (de afschaffing van de sociale klassen voor marxistische socialisten of de vrije markt voor liberalen en libertariërs) en religieuze utopieën (de sociale heerschappij van Christus voor katholieken of de eenmaking van het wereldchristendom voor millenaristen), zo zijn er ook wetenschappelijke utopieën, waarvan er één (de verovering van de ruimte) het tijdperk van de exploratie van de Kosmos een grote impuls heeft gegeven.
Gezien het bovenstaande zijn wij van mening dat de sociale functie van de utopie duidelijk geschetst is. Utopia dient om een ideale richting te bepalen als een fantasierijk verhaal dat belichaamd kan worden in een onbepaalde tijd, of zoals Fernando Birri (1986) zou zeggen:
"Zij is aan de horizon. Ik kom twee stappen dichterbij, zij doet twee stappen weg. Ik loop tien stappen en de horizon schuift tien stappen verder die kant op. Hoe ver ik ook loop, ik zal haar nooit bereiken. Waar is Utopia voor? Daar is ze voor bedoeld: om te lopen.