Systemisch milieuactivisme tegenover instrumenteel milieuactivisme
Milieubescherming is een van de meest cruciale en gemakkelijkst te instrumentaliseren kwesties in de hedendaagse wereld. Om de structurele aard van het probleem te begrijpen, moet men beginnen met een fundamenteel begrip van de onderliggende mechanismen van de dynamiek van het kapitaal, die gekenmerkt wordt door de intrinsieke behoefte aan eeuwigdurende groei en concurrentie tussen de economische subjecten. Het kapitalistische produktiesysteem verdraagt het niet lang zonder groei te blijven (steady state) en werkt volgens een "positief terugkoppelingssysteem", waarbij bij elke cyclus het produkt (output) de investering (input) moet vermeerderen. De steady state voor de maatschappij en de economie zou de ineenstorting van het kapitalistische model declameren.
Dit feit heeft een onmiddellijke implicatie: het kapitalistische ontwikkelingsmodel is onverenigbaar met het bestaan in de tijd op een eindige planeet met eindige hulpbronnen. Deze onverenigbaarheid is, let wel, niet alleen te wijten aan het structurele conflict tussen eindige hulpbronnen en oneindige groei, maar ook aan de inherente neiging van de kapitalistische ontwikkeling om zich in asymmetrische vormen te ontwikkelen, waarbij bepaalde plaatsen, bepaalde elementen, bepaalde factoren selectief worden uitgehold, en zo steeds nieuwe onevenwichtigheden worden geschapen.
Wat men goed voor ogen moet houden, is dat onze levensvorm, gevormd door het kapitalistische productiesysteem en de liberale rede, constitutief onverenigbaar is met wat de essentiële voorwaarde is voor biologische en ecologische gezondheid, namelijk evenwicht. Ongeremde groei (kapitaal), bevrijding van alle grenzen (liberale rede), en de eeuwige eis om het gegeven te overtreffen (progressivisme) zijn allemaal vormen van frontale botsing met het organisch en ecologisch evenwicht.
Men zou kunnen denken dat kapitalistisch liberalisme en milieuactivisme gezworen vijanden moeten zijn, maar dat is niet waar: het is met het milieu, en niet met het milieuactivisme, dat het conflict ligt. Milieubescherming kan gemakkelijk een instrumentele vermomming worden voor de behoeften van het kapitaal. Het kapitalisme is dat ding dat u T-shirts kan verkopen met Che Guevara en Fidel Castro erop - gemaakt door Thaise kinderarbeid en met een marge van duizend procent - zonder met de ogen te knipperen en zonder daarin enig probleem van coherentie te zien. Integendeel, zij zal deze totale onverschilligheid voor de middelen om te verkopen voorstellen als "vrijzinnigheid".
Hetzelfde gebeurt met alle milieuproblemen, die, zodra zij in de liberaal-kapitalistische gehaktmolen terechtkomen, gemakkelijk winstmogelijkheden worden. Het enige waartegen de liberale benadering niet bestand is, is de algemene, systemische visie.
Zolang het selectief alle aandacht van het publiek kan richten op één enkel probleem, op een magische slogan, op een wonderbaarlijke technische oplossing, is het perfect in staat om dat - wat het ook is - om te zetten in een kans op winst. Op die manier wordt weliswaar aangetoond dat één enkel probleem wordt verholpen, maar wordt schade aangericht op talloze andere fronten, die dan weer afzonderlijk moeten worden verholpen, waardoor weer nieuwe schade ontstaat. En zo kan, van de ene briljante oplossing naar de andere, een onbeperkte aantasting van het systeem het gevolg zijn.
Dit mechanisme is zowel op het gebied van het milieu als op dat van de menselijke gezondheid aan het werk. In het geval van de gezondheid zal dit betekenen dat problemen behandeld worden als individuele uitstekende spijkers waarop men de hamer kan laten vallen, waarbij men weinig of geen aandacht schenkt aan het evenwicht van het organisme waaraan men werkt. Een juiste opvatting van gezondheid gaat uit van een organisch evenwicht dat door uitwendige ingrepen (therapieën) kan worden hersteld: de nadruk ligt hier op het evenwicht van het organisme. In de liberaal-kapitalistische opvatting daarentegen ligt de nadruk op het middel (dat een commercieel product is) dat men zich voorstelt om eenzijdig de gezondheid van het organisme te bereiken.
Dezelfde benadering vindt men bij het milieu, dat strikt behandeld wordt als een bron van selectieve alarmen of noodsituaties, die gemanipuleerd moeten worden om deze of gene consumptierichting te begunstigen. Het geval van het huidige klimaatalarm is een duidelijk voorbeeld van deze tendens, niet omdat het alarm noodzakelijkerwijs ongegrond is (het zou heel goed gegrond kunnen zijn, en wij zouden nog steeds een voorzorgsbeginsel kunnen aannemen), maar omdat het op een opportunistische en instrumentele manier behandeld wordt.
Brandstof belasten voor burgers die geen alternatief hebben voor eigen vervoer om zich te verplaatsen (zoals Macron in Frankrijk deed) is geen "gemeenschappelijk offer voor het klimaat", maar een classistische aanval vermomd als nobele bedoelingen, omdat het één deel, het zwakste, van de bevolking treft, terwijl het weigert de duizenden andere gevallen te zien, die meer georganiseerde belangen raken, waarin hetzelfde probleem aangepakt zou moeten worden (als men het echt wil aanpakken).
Evenzo is het verklaren dat kernenergie - voor zover die niet bijdraagt tot de broeikasgassen - plotseling "groene energie" is (en daarvoor talloze concessies kan krijgen), een ander voorbeeld van dit unilateralisme bij de behandeling van milieuproblemen. Alle milieuproblemen die tot nu toe onopgelost zijn gebleven bij het gebruik van kernenergie worden uit het oog verloren, om alleen de nadruk te leggen op het functionele aspect van wat door de tokenmedia tot "issue du jour" wordt uitgeroepen.
In deze benadering wordt de onderliggende gezindheid gedreven door een opzettelijke blindheid: men wil niet, zelfs niet in de verste verte, datgene serieus nemen wat doodserieus genomen zou moeten worden, namelijk de onverenigbaarheid van dit sociaal-economisch model met de milieu-evenwichten (ja, met alle natuurlijkheid). Zodra deze systemische optie is uitgesloten, richt men zich altijd alleen nog maar op gedeeltelijke en instrumentele pseudo-oplossingen, waardoor de zaken gewoon door kunnen gaan.
De liberaal gaat er per definitie van uit dat er voor elk probleem in principe een marktoplossing bestaat, en dat het vinden daarvan alleen een kwestie van stimulansen is. Deze opvatting maakt hem blind voor elk systemisch probleem, want het systeem zelf is niet aanvechtbaar: er is geen zuurstof buiten de liberaal-kapitalistische luchtbel. (Ik loop vooruit op de gebruikelijke bezwaren door te zeggen dat niet-kapitalistische productiesystemen IN PRINCIPE de val van de verplichte groei kunnen vermijden, maar dat zij dat niet hoeven te doen: het Sovjet-progressivisme was niet vriendelijker voor het milieu dan het Amerikaanse progressivisme).
De eenvoudige waarheid over het milieuvraagstuk is dat het goed harmonieert met een "conservatieve" houding en zeer slecht met een "progressieve" houding, maar paradoxaal genoeg is de laatste erin geslaagd het zich toe te eigenen door het tot een instrument van sociale en economische manipulatie te maken.
Het valse bewustzijn van het hedendaagse milieu-"progressivisme" blijkt uit het classisme dat het overheerst. Door zichzelf het abstracte verhaal te vertellen dat milieuproblemen iedereen in gelijke mate treffen, arm en rijk, eigent het liberaal-progressivisme zich de eisen van de milieubeweging toe door te geloven dat het de drager is van een hoger goed, dat het daarom ook het recht geeft dwangmiddelen te gebruiken tegen recalcitranten.
De combinatie van het overwicht van de commerciële belangen (die de "markt voor milieu-oplossingen" sturen), en de gebruikelijke arrogantie als bezitters van het "superieure goed" (die het progressivisme kenmerkt) maakt van de liberaal-progressieve toe-eigening van het milieuvraagstuk een schaamteloze vertoning van klassisme.
Men doet alsof men het voor de hand liggende niet ziet, namelijk dat, als men het milieuvraagstuk werkelijk frontaal wil aanpakken, men allereerst het systeemprobleem van de verplichte groei en de concurrentie tussen asymmetrische economische posities moet aanpakken. De aanpak van dit probleem zou inderdaad een verandering impliceren die een periode van opoffering inhoudt, omdat de vroegere verwachtingen niet kunnen worden ingelost (en dat is voor de meeste mensen nu al niet het geval).
Maar als men in het perspectief treedt van veranderingen in levensvormen die offers met zich meebrengen, dan is het duidelijk dat die offers MOETEN beginnen aan de top van de sociale piramide. Het is ondenkbaar dat, terwijl de kapitalisaties van een kleine financiële elite wereldwijd de hoogste in de geschiedenis zijn, mensen die worstelen om hun rekeningen te betalen, gevraagd wordt de broekriem aan te halen. En evenzo is het ondenkbaar om gelijke offers te vragen van naties met lage consumptie- en welvaartspercentages en van naties met hoge welvaartspercentages en hyperbolische consumptie (VS op kop).
De milieuproblematiek is van historisch belang, maar alleen de grootste kwade trouw kan pretenderen niet te zien hoe zij noodzakelijkerwijs verweven is met de kwestie van de economische machtsverhoudingen.
Er wordt niet opgeroepen tot "gemeenschappelijke opoffering", zolang u wordt opgeroepen een ecologische belasting te betalen op de Ferrari en hij op de benzine om zijn kinderen naar school te brengen. Er zijn geen bezwaren tegen "allemaal in hetzelfde schuitje zitten", zolang het uwe een jacht is en het zijne een reddingsboot.
Zolang het milieuactivisme zich niet ondubbelzinnig van zijn impliciete klassisme ontdoet, zal het een retorisch spel blijven dat gericht is op het plebs, om degenen aan de top in staat te stellen de machtsverschillen in stand te houden.
En het milieubeleid in een liberaal-progressief sausje wordt structureel verhinderd om deze stap te zetten.
Vertaling door Robert Steuckers