Geopolitiek van de Oostzee
In december 2007 publiceerde de Europese Raad de conclusies van zijn voorzitterschap, waarin de Europese Commissie werd verzocht uiterlijk in juni 2009 een EU-strategie voor het Oostzeegebied in te dienen. Tot dan toe had het Europees Parlement alleen om een strategie gevraagd om de dringende milieuproblemen van de Oostzee aan te pakken. De Commissie heeft op 10 juni 2009 haar mededeling over de EU-strategie voor het Oostzeegebied (EUSBSR) ingediend, met een gedetailleerd actieplan. Deze werden in oktober 2009 door de Europese Raad goedgekeurd en zo werd de EU-strategie voor het Oostzeegebied de eerste macroregionale strategie van de EU.
In 2012 heeft de Commissie drie brede doelstellingen voor de strategie vastgesteld: "Red de zee", "Verbind de regio" en "Vergroot de welvaart". Bovendien stelde de Commissie voor om voor elk doel meetbare indicatoren en streefcijfers vast te stellen. Om deze veranderingen te weerspiegelen, werd het actieplan in 2013 geactualiseerd overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.
Na uitvoerig overleg met de lidstaten werd het actieplan in 2015 geactualiseerd. Dankzij de actualisering is de strategie meer gestroomlijnd geworden en toegespitst op drie hoofddoelen. In 2017 is het actieplan herzien met enkele technische updates en correcties, een bijgewerkt hoofdstuk over vervoer in de politiek, een nieuw punt over onderwijs in de politiek, en een onderdeel in het hoofdstuk over beheer waarin de procedure voor het wisselen van thematische coördinatoren wordt beschreven.
De huidige versie van het actieplan is in 2021 in werking getreden. Het herziene actieplan is doelgerichter en houdt rekening met de opkomende mondiale uitdagingen, het nieuwe strategische kader van de EU en het meerjarig financieel kader 2021-2027, alsook met de uitdagingen van de strategie. Het herziene actieplan bevat ook verwijzingen naar het "inbedden" van de Strategie in het beleid en de financieringsprogramma's van de EU.
Het gebied waarop de Strategie betrekking heeft, is hoofdzakelijk het Oostzeebekken, met inbegrip van de gebieden in het binnenland. Het telt ongeveer 85 miljoen inwoners, waaronder 8 lidstaten van de EU (Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen, Zweden) en Rusland.
Acht van de negen landen die aan de Oostzee grenzen zijn lid van de Europese Unie, en de nieuwe mogelijkheden voor een betere coördinatie hebben gezorgd voor een hogere levensstandaard voor de burgers van deze lidstaten. Maar zelfs met goede internationale en interregionale communicatie en samenwerking zijn de nieuwe voordelen van het EU-lidmaatschap nog niet volledig gerealiseerd, en zijn de problemen van de regio nog niet opgelost. Het Oostzeegebied (BSR) is zeer divers in termen van economie, natuur en cultuur.
De lidstaten delen veel gemeenschappelijke hulpbronnen en zijn van elkaar afhankelijk. Dit betekent dat acties die op één gebied worden ondernomen, snel resultaten kunnen opleveren op andere gebieden of gevolgen hebben voor de regio als geheel.
Het EU-beleidsgebied "Energie", dat wordt gecoördineerd door BEMIP, Litouwen en Letland, heeft tot doel te zorgen voor concurrerende, betrouwbare en duurzame energie in het Oostzeegebied.
De regionale samenwerking in de energiesector is gebaseerd op het Interconnectieplan voor de energiemarkten in het Oostzeegebied (BEMIP), dat betrekking heeft op energie-infrastructuur, gas- en elektriciteitsmarkten, energieproductie, continuïteit van de energievoorziening, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Op het gebied van de elektriciteits- en gasmarkten ligt de nadruk op de totstandbrenging van een open, concurrerende en volledig geïntegreerde regionale energiemarkt in het Oostzeegebied.
In de energiesector wordt Litouwen belast met de ontwikkeling van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, teneinde de strategische doelstellingen van de EU op dit gebied te verwezenlijken (gecoördineerd met Letland).
Momenteel loopt er een initiatief om een platform voor energie-efficiëntie op te richten ter bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de Oostzeestaten bij de verwezenlijking van de EU-doelstellingen inzake energie-efficiëntie.
Bij de evaluatie van de uitvoering van de strategie moet men op drie "punten" letten.
Ten eerste heeft het feit dat de werkingssfeer van de Strategie door de Europese Raad is opgesteld, invloed gehad op de manier waarop de discussie in deze regio is gevoerd. De tekst van het document is toegespitst op het oplossen van milieuproblemen, vooral die in verband met de scheepvaart. In de conclusie van de Raad wordt aangedrongen op een daadwerkelijke scheiding van het interne en het externe beleidsterrein. Deze bepaling is in strijd met de reeds bestaande ervaring met het oplossen van de meest dringende problemen van de Oostzee, met inbegrip van milieuproblemen, en van scheepvaartproblemen van transnationale en grensoverschrijdende aard, waardoor per definitie ook staten die geen lid zijn van de EU erbij betrokken zijn.
Ten tweede lijken de verschillen die het beheer betreffen, belangrijk te zijn. De Europese Commissie heeft een strategie voorgesteld die de bestaande punten moet coördineren, en de verwezenlijkingen, behoeften en uitdagingen zorgvuldig moet monitoren en evalueren, met als doel de dynamiek van het actieplan als resultaat te behouden. In de resolutie heeft het Parlement om een heel andere oplossing gevraagd: onder andere door zijn voorstel om jaarlijkse topontmoetingen van de Oostzeestaten te houden voorafgaand aan de zomerbijeenkomst van de Europese Raad en om de regionale organisaties binnen en buiten het EU-systeem uit te breiden.
De laatste belangrijke conclusie was het proces van werkzaamheden om de Strategie te verbeteren. Het proces van openbare raadplegingen, dat plaatsvond van augustus 2008 tot februari 2009, was niet alleen bedoeld om de Strategie te verbeteren, maar ook om het proces van goedkeuring ervan te vergemakkelijken. Bij de raadplegingen waren staten, regio's, een aantal niet-gouvernementele en internationale gouvernementele organisaties, en individuele burgers betrokken. Tijdens de verschillende bijeenkomsten heeft de Strategie de basisstandpunten naar voren kunnen brengen die door een aanzienlijke meerderheid van de deelnemers werden gedeeld:
- De absolute noodzaak van een Strategie voor het Oostzeegebied,
- De noodzaak van een geïntegreerde aanpak om resultaten te boeken,
- De belangrijke rol van de Europese Commissie bij de ontwikkeling van de Strategie,
- Concentratie op specifieke projecten om echte resultaten te boeken,
- De afwezigheid van de noodzaak om nieuwe instellingen op te richten, gezien de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal bestaande organisaties,
- De wens om verder te gaan dan loze verklaringen en samen te werken met leidende landen met specifieke doelstellingen en duidelijk omschreven termijnen.
Vermeldenswaard is de rol van het bestuderen van de ervaring van de NAVO in het Oostzeegebied. Met het einde van de bipolariteit van de Koude Oorlog is het Europese veiligheidssysteem namelijk steeds meer langs regionale lijnen versplinterd, wat vaak een afspiegeling is van historische breuken en traditionele patronen van samenwerking en conflict. Tijdens de Koude Oorlog deelden NAVO-leden zoals Noorwegen en Turkije een gemeenschappelijke nationale veiligheidszorg - de vermeende Sovjetdreiging. Ongeacht de verschillen in de geostrategische situatie, vormde dit voor hen een gemeenschappelijk probleem, dat als basis diende voor samenwerking op het gebied van de veiligheid binnen het Bondgenootschap. Met het einde van de Koude Oorlog en het verdwijnen van de Sovjet-Unie hebben de nationale veiligheidsbelangen van Noorwegen en Turkije zich toegespitst op hun specifieke regionale problemen, die overigens zeer verschillend zijn. In heel Europa is de regionalisering van de veiligheidsagenda duidelijk. In Zuidoost-Europa is de traditionele "Balkan"-rivaliteit weer opgedoken, samen met nieuwe problemen van staats- en natievorming. Dit geeft de internationale betrekkingen in deze onrustige regio een bijzonder - en zeer bloedig - karakter.
De ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid in het Oostzeegebied vertonen dezelfde tendens: het verlangen naar regionalisering van de Europese veiligheid. De staten van het Oostzeegebied delen gemeenschappelijke zorgen over de regionale veiligheid, die voortvloeien uit verschillende modellen van samenwerking in de regio. In die zin maken zij deel uit van het regionale "veiligheidscomplex".
De voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit van de Oostzee zijn de volgende.
Eutrofiëring. Deze heeft geleid tot een toename van het aantal planktonalgen, een toename van de frequentie van giftige algenbloei, en een daling van het zuurstofgehalte in de diepe wateren van de Oostzee.
Visserij. De visserij op belangrijke vissoorten zoals kabeljauw, haring, zalm en paling is momenteel niet duurzaam als gevolg van overbevissing en verslechterende voortplantingsomstandigheden. De bijvangst van zeezoogdieren, zeevogels en niet tot de doelsoorten behorende vissoorten is te hoog.
Vervuiling met schadelijke stoffen en olie. Organische verontreinigende stoffen veroorzaken gezondheids- en voortplantingsproblemen voor zeezoogdieren en vogels.
Introductie van niet-inheemse soorten. Veranderingen in de structuur en de componenten van het ecosysteem worden veroorzaakt door geïntroduceerde soorten. Opzettelijke introductie, vervuiling en ballastwater zijn drie belangrijke routes waarlangs organismen de Oostzee binnenkomen. Rivierverbindingen met de brakke wateren van de Zwarte Zee en de Kaspische Zee vergroten het risico van introducties uit deze gebieden.
Daarom werd het Baltic Monitoring Program (BPM) ingevoerd. De doelstellingen van het programma voor de coöperatieve bewaking van het mariene milieu in de Oostzee (COMBINE) zijn het vaststellen en kwantificeren van de effecten van antropogene lozingen/activiteiten in de Oostzee in de context van natuurlijke veranderingen in het systeem, en het vaststellen en kwantificeren van veranderingen in het milieu door regelgevende maatregelen. Het programma omvat hydrografische metingen, het effect van antropogene nutriënteninputs op mariene biota, niveaus van verontreinigende stoffen in afzonderlijke organismen, en het effect van verontreinigende stoffen op de gemeenschapsstructuur.
Het Oostzee-monitoringprogramma wordt, als onderdeel van COMBINE, uitgevoerd door de Commissie van Helsinki. Het bewakingsprogramma biedt een goede basis om een algemeen beeld te krijgen van de milieuomstandigheden in de Oostzee en van manieren om die te verbeteren. Bovendien zijn er bilaterale overeenkomsten ondertekend die betrekking hebben op de milieumonitoring van delen van de Oostzee, zoals de Botnische Golf tussen Finland en Zweden en de Sont tussen Denemarken en Zweden. Denemarken, Noorwegen en Zweden werken samen in het Kattegat en het Skagerrak. Deze programma's bieden enige tijdelijke compensatie voor het gebrek aan bewakingsprogramma's in de beschermde zeegebieden (MPA's) zelf.
Natuurlijk zijn de regio Kaliningrad en Rusland in zijn geheel nu zowel een uitdaging als een vergezochte bedreiging voor de EU-landen met toegang tot de Oostzee. Het gebrekkige optreden van Litouwen heeft reeds tot een nieuwe spanningshaard geleid. Andere provocaties zijn ook mogelijk. Als reactie zou Rusland maatregelen kunnen nemen die de Baltische strategie van de EU zouden kunnen ondermijnen, waardoor zowel de Baltische landen als Brussel voorzichtiger zouden kunnen worden.
Vertaling door Robert Steuckers