Militaire, Energie- en voedselcrisis
Begin juni publiceerde het Center for Strategic and International Studies ("denktank" die zeer dicht bij het Pentagon en de Amerikaanse wapenindustrie staat, waaruit het rijkelijk gefinancierd wordt) een artikel (getiteld The longer-term impact of the Ukraine conflict and the growing importance of the civil side of the war) (1) dat een zekere paradigmaverschuiving in de Noord-Amerikaanse benadering van het conflict in Oost-Europa goed beschrijft. Het ziet er nu naar uit dat Oekraïne zijn grondgebied in het oosten niet zal terugwinnen, niet de hulp zal krijgen die het nodig heeft om snel weer op te bouwen, in het oosten met aanhoudende dreigingen van Rusland te maken zal krijgen die zijn vermogen om opnieuw een geïndustrialiseerd gebied te creëren zullen beperken, en grote problemen zal krijgen op het gebied van de handel over zee.
In de nauwkeurige wetenschap dat slechts weinigen binnen de Amerikaanse regering overtuigd waren van de reële mogelijkheid van een "totale overwinning" voor Oekraïne in het conflict (het doel is altijd geweest om het tot het bittere einde te rekken, om "te vechten tot de laatste Oekraïner", zoals Franco Cardini heeft opgemerkt), toont het artikel niettemin een besliste ommekeer in de officiële retoriek, als men bedenkt dat het ook stelt dat "slechts een heel klein gedeelte" van de aanvallen die de Russen op Oekraïens grondgebied hebben uitgevoerd, formeel als oorlogsmisdaden kunnen worden aangemerkt.
In feite hebben tientallen jaren van elucubraties (in veel gevallen een doel op zich) over de zogenaamde "hybride oorlog" (ook in Rusland zelf geproduceerd, denk aan de "Gerasimov Doctrine") de geesten van de westerse "strategen" en "analisten" vertroebeld, die onvoorbereid zijn gebleven op een nieuwe conventionele oorlog die uitgevochten wordt door het gecoördineerde (en grootschalige) gebruik van militaire, politieke en economische middelen. En waarin het informatieterrorisme en de psycho-cognitieve manipulatie vooral de niet-direct oorlogvoerende westerse kant hebben getroffen, waar de media er bewust voor hebben gekozen de "tragedie" uit te buiten door haar los te koppelen van haar oorzaken, om zo de verantwoordelijkheid ervoor in ruimte en tijd om te keren.
In het bijzonder hebben slechts weinigen zich onmiddellijk rekenschap gegeven van het mondiale niveau van het conflict, dat wil zeggen van de ingrijpende veranderingen die de botsing in hoog tempo teweegbracht in de bestaande economische, financiële en geopolitieke wereldstructuur, en van de even diepe crisis waarin het Westen (en vooral zijn Europese component) daardoor economisch en militair gestort werd (en wordt).
Juist Europa had, in plaats van hysterisch te reageren, het nodige vermogen tot politiek-militaire analyse van de gebeurtenissen in stand moeten houden, om onmiddellijk de schade te beperken en de rem te zetten op een conflict waarvan de verlenging zijn verwoestende gevolgen voor de veiligheid en de economie van het continent met de dag vergroot. Zij is namelijk, om Carl Schmitt te parafraseren, geïnspireerd door de belangrijkste anti-Europese macht in de hedendaagse geschiedenis: de Verenigde Staten van Amerika. Een dergelijk conflict, ongeacht de afloop ervan, vereist een totale heroverweging (of liever herstructurering) van de strijdkrachten en legers van de afzonderlijke Europese naties, die aan het einde van de Koude Oorlog gehalveerd werden en ondergebracht in het ongelijke bondgenootschap dat de naam NAVO draagt: een instrument dat (voor Washington) de "verdienste" had om de mogelijke Sovjetdreiging van nucleaire vergelding tegen de Verenigde Staten om te zetten in de onvermijdelijke zekerheid van een oorlog van nucleaire en conventionele verwoesting in Europa.
Dit discours vereist echter eerst een analyse van de Oekraïense oorlogsgebeurtenissen van de afgelopen maanden. Door de aanvankelijke penetratie van de Russische troepen langs de noord- en oostgrens van de voormalige Sovjetrepubliek was een front ontstaan van meer dan 1.500 km (erg lang in verhouding tot het aantal troepen dat Moskou aanvankelijk had ingezet, ongeveer 150.000 plus 50.000 soldaten van de separatistische republieken). Dit aantal werd met de helft verminderd na de Russische terugtrekking uit de gebieden Kiev, Cernihiv en Sumy, met de opeenvolgende concentratie van troepen in de Donbass (waarvan de "bevrijding" het verklaarde doel blijft) en in de gebieden Kherson, Mikolayv, Melitopol en Zaporizhzhia. Oekraïne van zijn kant kon 250.000 man inzetten, verdeeld over de geregelde strijdkrachten, de Nationale Garde en de intern ingebedde milities (berucht om de oorlogsmisdaden die in de acht jaar van het vorige conflict zijn begaan) [2]. Zij kregen gezelschap van ongeveer 7.000 buitenlandse huurlingen (hoofdzakelijk Franse, Poolse, Georgische, Canadese en Amerikaanse huurlingen, de meesten goed opgeleid en teruggekeerd uit andere oorlogstheaters). Volgens Russische militaire bronnen zijn 2.000 van deze "internationale strijders" in de strijd gesneuveld, terwijl nog eens 2.000 het front verlieten, klagend over het buitensporige geweld van de gevechten [3].
Nu moet van meet af aan duidelijk worden gemaakt dat dit conflict (ondanks de door Moskou zelf opgelegde beperkingen van de controle over het luchtruim en het gebruik, voor het merendeel, van verouderde voertuigen) qua aantallen en ingezette middelen niet te vergelijken is met de Balkanoorlogen (met uitzondering van de 78 dagen durende NAVO-bombardementen op Servië), noch met de westerse oorlogen in Irak en Afghanistan, noch met de agressie tegen Libië. Tussen maart en april 2003 werd de "coalitie van de gewilligen" bijvoorbeeld geconfronteerd met een Iraakse legermacht die in wanorde verkeerde na meer dan tien jaar van sancties. En dergelijke oorlogen kunnen gecategoriseerd worden in het kader van "asymmetrische botsingen", waarin de meeste militaire operaties anti-opstandig van aard zijn (met inbegrip van grote campagnes zoals Falluja in Irak, waar 15.000 Engels-Amerikanen er met veel moeite, en hoogstwaarschijnlijk door het gebruik van fosforwapens, in slaagden om 4.000 opstandelingen te verslaan).
Op 17 juni gaf het Ministerie van Defensie in Kiev toe dat Oekraïne ongeveer 50% van zijn totale militaire capaciteit zou verliezen (het percentage ligt waarschijnlijk hoger). Rond dezelfde tijd verklaarden eerst de Oekraïense president Volodymyr Zelensky en daarna zijn adjudant David Arakhamia, dat het aantal Oekraïense slachtoffers respectievelijk 100 en daarna 1000 per dag bedraagt.
Het is heel moeilijk te weten of deze cijfers reëel zijn of het resultaat van propaganda en de dringende behoefte aan nieuwe Westerse hulp. Zij wijzen er echter wel op dat een zo groot verliesvolume (zoals wij reeds hebben trachten aan te tonen in het vorige artikel over Demographic and Economic Warfare) voor Kiev in elk geval op lange termijn onhoudbaar is. Vooral in het licht van het feit dat sommige Oekraïense legerdivisies, zonder orders en logistieke steun achtergelaten in het (vijandige) gebied van Severodonetsk, verliezen zouden hebben geleden die opliepen tot 90% van hun personeel.
Britse en Noord-Amerikaanse inlichtingendiensten spreken van meer dan 15.000 slachtoffers in het Russische kamp (ongeveer evenveel als tien jaar oorlog in Afghanistan in de jaren tachtig). Kiev beweert 33.600 vijandelijke soldaten te hebben geneutraliseerd. De werkelijke omvang van de verliezen aan beide zijden kan niet met zekerheid worden vastgesteld [4]. Zoals analist Gianandrea Gaiani verklaarde, zelfs als de Russische slachtoffers de helft zouden bedragen (7.500), zou dat nog steeds een hoog aantal zijn naar de huidige westerse maatstaven (niet naar een conventioneel model van oorlogsvoering). Men mag namelijk niet vergeten dat de voornaamste Europese legers (Frankrijk, Duitsland en Italië), in aantal verminderd maar met een hoog technologisch gehalte, gemiddeld ongeveer 80.000 man personeel hebben en een beperkt aantal pantservoertuigen en vliegtuigen. Bovendien heeft het Italiaanse leger een gemiddelde leeftijd onder de vrijwilligers in vaste dienst van 39,8 jaar, waarvan meer dan 57% ouder is dan 40 jaar [5]. In geval van een conventioneel conflict waarin zij troepen aan het front moesten rouleren, zou geen van deze legers in staat zijn om meer dan 15.000 man tegelijk in te zetten in de strijd, met een veerkracht die beperkt is tot enkele weken in geval van hoge aantallen slachtoffers en intensief gebruik van munitie. Met name lijkt geen enkel Europees leger voorbereid te zijn op een conflict dat hoofdzakelijk in de landdimensie wordt uitgevochten, de beslissende dimensie wanneer het gaat om het zoeken (zoals in het geval van Rusland) naar een levensruimte (of veiligheidsruimte) die in zijn geheel (zowel fysiek als virtueel) door het Westen wordt ontzegd. Daarom blijkt de "blokkade" van Kaliningrad, ook al wordt die strategisch bestudeerd als drukmiddel bij onderhandelingen, niet weinig riskant te zijn, vooral in het licht van de niet-naleving van de doorvoerovereenkomsten tussen de enclave en de rest van het Russische grondgebied die Moskou en Brussel in het begin van de jaren 2000 hebben opgesteld.
Dit zou een verklaring moeten zijn voor de slecht verhulde terughoudendheid van veel Europese regeringen om openlijk de hoeveelheid en de kenmerken van de militaire hulp aan Oekraïne (die misschien beperkter is dan men zou denken) bekend te maken, terwijl het Amerikaanse ministerie van Defensie er daarentegen voor gekozen heeft om de waarde en de hoeveelheid van elk specifiek verzonden artikel in detail te publiceren. Op de computersite van de Noord-Amerikaanse regering staat dat de VS sinds 24 februari 5,6 miljard dollar aan militaire hulp aan Oekraïne hebben gegeven (in totaal 8,6 dollar "geïnvesteerd" sinds 2014). Voorraden die omvatten: 1400 Stinger luchtverdedigingssystemen, 6500 Javelin anti-tankraketten, 126 M777 houwitsers, Puma tactische drones, 20 Mi-17 helikopters (waarvan er 16 in het bezit waren van de Afghaanse luchtmacht), 7000 handvuurwapens en 50 miljoen patronen, meer dan 700 patronen circuitmunitie [6].
Mede door de bovengenoemde paradigmaverschuiving werd echter besloten geen "offensieve wapens" te sturen, zoals de Grey Eagle drones, vanwege het (zeer grote) risico dat de gesofisticeerde technologie daarvan in Russische handen zou kunnen vallen.
Als de militaire gegevens Europa niet toelachen, dan zijn de economische gegevens dramatisch. Meer bepaald zal het probleem van de energiebevoorrading (met alsmaar stijgende prijzen) leiden tot een structurele economische crisis waaruit het zeer moeilijk zal zijn te ontsnappen, aangezien wanhopige pogingen tot diversificatie op korte termijn geen effect zullen sorteren. Het idee alleen al om meteen op Noord-Amerikaans LNG te kunnen rekenen, op een moment dat Gazprom als reactie op het sanctieregime de leveringen afknijpt, lijkt in de kiem gesmoord te zijn nadat een mysterieus ongeluk (tot vreugde van de Amerikaanse binnenlandse markt) de LNG-terminal van Freeport in Texas, vanwaar de tankers vertrekken die vloeibaar gas naar Europa brengen, buiten werking heeft gesteld [7].
Het vrijwel zelfopgelegde sanctieregime van de EU heeft ook de zogenaamde Green Deal en de veronderstelde overgang naar een emissievrije economie tegen 2050[8] ondermijnd. Een dergelijke aanpak vereist aanzienlijke middelen en investeringen om nieuwe technologieën te ontwikkelen en een echte energieherstructurering door te voeren. Hulpbronnen die op het ogenblik niet meer beschikbaar zijn, omdat de steeds hogere energiekosten het concurrentievermogen van de Europese economieën op wereldschaal drastisch verminderen. De Green Deal omvat onvermijdelijk de ontwikkeling van infrastructuur voor de opslag en het vervoer van hernieuwbare energie. Bovendien worden de materialen voor de produktie van technologie voor hernieuwbare energie (zonnepanelen, opslagbatterijen, elektrische voertuigen) gemaakt van zeldzame metalen (kobalt, nikkel, mangaan, lithium) die de EU importeert en waarin Rusland grote marktaandelen bezit met de relatieve mogelijkheid om de ontwikkeling ervan te beïnvloeden. Moskou is de op één na grootste producent van kobalt en de op twee na grootste producent van nikkel ter wereld. De grootste Europese producent van mangaan is Oekraïne (achtste in de wereld), hoewel deze productie geconcentreerd is in de nu verloren gegane Donbass. Tenslotte heeft China 46% van de wereldproduktie van lithium in handen. Daar komt nog bij dat het gebruik van Noord-Amerikaans LNG (dat duurder is voor de eindverbruiker) en geproduceerd wordt door middel van hydraulic fracturing, niet alleen tijd kost om nieuwe terminals te bouwen en veel energie verbruikt voor het omzettingsproces, maar ook "ecologisch vijandig" is.
Hoewel Brussel in dit verband met één stem probeert te spreken, blijven de belangen van land tot land verschillen, evenals de respectieve energiebronnen. Duitsland en Italië zijn sterk afhankelijk van gas; Frankrijk leunt zwaar op kernenergie; kleinere landen zoals Griekenland, Cyprus en Malta zijn afhankelijk van olie.
40% van het Europese gas komt uit Rusland, 18% uit Noorwegen, 11% uit Algerije en 4,6% uit Qatar. 30% van de fossiele brandstoffen komen uit Rusland [9]. Vervanging van de Russische energievoorziening is alleen op lange termijn denkbaar en op korte termijn zou de hoge prijs van de hulpbronnen tot economische en sociale problemen kunnen leiden, zelfs voor landen die niet rechtstreeks uit Moskou importeren.
Ook de zogenaamde "tarwecrisis" verdient enige slotbeschouwingen. In dit verband zij er nogmaals op gewezen dat de Oekraïense tarweblokkade geen onoplosbaar probleem op wereldniveau vormt. Volgens de gegevens van de FAO vertegenwoordigt de Oekraïense tarwe 3,2% van de wereldproduktie. In 2021 was Oekraïne de achtste grootste producent ter wereld met 25 miljoen ton per jaar. De grootste producent ter wereld is China (134 miljoen), gevolgd door India (108) en Rusland (86, de grootste exporteur ter wereld). Er zij op gewezen dat de EU in haar geheel met 127 miljoen ton de op één na grootste producent ter wereld zou zijn. Deze crisis zou Europa dus theoretisch helemaal niet treffen.
De prijsstijgingen (vóór het conflict) staan niet in verhouding tot het tekort aan grondstoffen, maar zijn het resultaat van een toekomstverwachting, het product van zogenaamde "afgeleide" contracten. Partijen die niets met tarwe te maken hebben (buiten het produktiecircuit), gebruiken afgeleide effecten in feite louter voor speculatie (zij kopen ze bijvoorbeeld tegen 30 en verkopen ze door tegen 40). Een praktijk die tot in de jaren negentig voor dit soort goederen verboden was door de Wereldhandelsorganisatie. De daaropvolgende totale liberalisering van de sector maakte echter het gebruik van deze instrumenten van financiële speculatie mogelijk. Zoals Prof. Alessandro Volpi zei: "De graanmarkt leeft, net als de energiemarkt, van een verwachting van tendensen, waarbij reële weddenschappen de prijs bepalen. Als er een conflict is, als wij er elke dag aan herinnerd worden dat de Oekraïense tarwe geblokkeerd is, als er verdere produktiebeperkingen aangekondigd worden, dan zullen de weddenschappen opwaarts gericht zijn, dat de prijzen de neiging zullen hebben om te stijgen" [10].
De voedselcrisis staat dus los van het verloop van het conflict. In 2021 waren er reeds 44 landen die met voedseltekorten te kampen hadden (33 in Afrika en 11 in Azië) [11]. De stijging van de energie-, brandstof- en graanprijzen en de daarmee gepaard gaande speculatie heeft een reeds problematische situatie alleen maar verergerd, waardoor in de komende maanden meer dan 440 miljoen mensen honger zullen lijden, met als uitvloeisel ongecontroleerde migraties en de mogelijke heropening van het GMO-"front" in Europa en de rest van de wereld (het is geen toeval dat de multinationals die genetisch gemodificeerde zaden produceren dezelfde zijn als die welke de onkruidverdelgers op basis van glyfosaat produceren).
Daar komt nog bij dat een eventuele overeenkomst tussen Rusland en Turkije over het ontmijnen van Oekraïense havens (ondanks de vrees van Kiev) en over de doorvaart van koopvaardijschepen in de Zwarte Zee, de krachten die dachten dat zij het als een humanitair drukwapen tegen Moskou konden gebruiken, van het "voedselspel" zal afsnijden.
Voetnoten:
[1] A. H. Cordesman, De gevolgen op langere termijn van het Oekraïne-conflict en het toenemende belang van de civiele kant van de oorlog, www.csis.org.
[2] Zie het OVSE-rapport Oorlogsmisdaden van de strijdkrachten en veiligheidstroepen van Oekraïne: foltering en onmenselijke behandeling, www.osce.org. Daarin staat: "De mate waarin er gefolterd wordt en het feit dat dit systematisch gebeurt, bewijzen dat foltering een doelbewuste strategie is van de genoemde instellingen, die door hun leiders wordt toegestaan". Deze instellingen, zo vermeldt het rapport, zijn nu juist de Oekraïense veiligheidstroepen, de Nationale Garde en de daarmee verbonden milities. In het verslag wordt ook duidelijk gesteld dat het Europees recht in geen geval foltering rechtvaardigt en geen uitzonderingen maakt, zelfs niet in geval van gewapende confrontatie of bedreiging van de nationale veiligheid.
[3] G. Gaiani, Eerste (bittere) aanwijzingen uit de oorlog in Oekraïne, www.analisidifesa.it.
[4] Op 9 juni verklaarde Moskou dat het 193 Oekraïense vliegtuigen, 130 helikopters, en meer dan 1.000 drones had neergeschoten. Op 19 juni beweerde Kiev 216 Russische vliegtuigen, 180 helikopters en 594 drones te hebben neergeschoten. Ongeacht de opgeblazen cijfers is het niettemin duidelijk dat in de context van het gebruik van lange-afstands S-300 en S-400 luchtafweersystemen en draagbare luchtafweersystemen op slagvelden die op geringe hoogte door helikopters worden overvlogen, het aantal verliezen aan vliegtuigen nog steeds hoog kan zijn.
[5] Eerste (bittere) aanwijzingen uit de oorlog in Oekraïne, ibid.
[6] Zie U.S. Security Cooperation with Ukraine, www.state.gov.
[7] M. Bottarelli, L'utopia di chi spera nel GNL di USA, Africa e Israele, www.ilsussidiario.net.
[8] I. Dimitrova, De EU en haar energiesector na Oekraïne, www.eurasia-rivista.com.
[9] Ibid.
[10] Zie Tarwecrisis, het is slechts speculatie, www.collettiva.it.
[11] Zie FAO: Wereldrecord graanproductie in 2021, www.askanews.it.
Vertaling door Robert Steuckers