Jean Thiriart: de militante geopoliticus

23.09.2021

Men zou kunnen zeggen, zonder bang te zijn te worden tegengesproken, dat deze biografie van de "militante geopoliticus" (theoreticus van de werkelijke eenwording van Europa) in zekere zin de weg heeft vrijgemaakt voor de huidige hernieuwde belangstelling voor het Thiriartiaanse gedachtegoed: gepubliceerd in het Frans in 2016, ziet het nu het daglicht in de vertaling van Claudio Mutti voor Edizioni all'insegna del Veltro, dat in Italië ongetwijfeld aan de spits staat van de Thiriartiaanse studies. Naast deze door Yannick Sauveur ondertekende biografie (vol anekdotes en beelden die ook enkele privémomenten uit Thiriarts leven weergeven), publiceerde uitgeverij Parma in 2020 namelijk een opmerkelijke studie van Lorenzo Disogra met de emblematische titel L'Europa come rivoluzione en daarvoor, in 2018, L'impero euro-sovietico da Vladivostok a Dublino, een postuum werk waarin Thiriart zijn geopolitieke visie definitief tracht te verfijnen. Aan deze boeken kunnen we nog vele (onuitgegeven of anderszins moeilijk te vinden) teksten toevoegen die in het laatste decennium in Eurasia - Rivista di studi geopolitici zijn gepubliceerd, en andere werken waarin het Thiriartiaanse gedachtegoed vanuit verschillende invalshoeken wordt onderzocht. Hiertoe behoren de studies van de historicus Matteo Luca Andriola, het werk van Alfredo Villano Da Evola a Mao. La destra radicale dal neofascismo ai nazimaoisti (Luni Editrice 2017), en een nieuwe bundel met bijdragen van diverse geleerden die binnenkort het licht zal zien bij AGA Editrice.

Nu is het bijna vanzelfsprekend dat men zich afvraagt waarom deze hernieuwde belangstelling voor een gedachtegoed dat historisch meer is gehekeld dan bestudeerd en dat, vooral in de kringen van "rechts" (vooral in de laatste dertig jaar waarin men het Atlanticisme zo gemakkelijk aanhing), bijna uitsluitend onverschilligheid en verachting heeft verzameld. Sauveur zelf legt de achterliggende reden in eenvoudige bewoordingen uit in de inleiding van zijn biografie: Thiriart "had ongelijk om te vroeg gelijk te krijgen". Dat wil zeggen, hij had ongelijk op een moment dat nog niemand klaar was voor zo'n brutaal pragmatische en realistische aanpak, en op een moment dat de overwinning van Washington in de Koude Oorlog de wereld leek te hebben veroordeeld tot het "einde van de geschiedenis". De fout van het Thiriartiaanse denken was dat het historische diepgang had in een tijd waarin elke langetermijnvisie voor Europa niet los kon worden gezien van de lijdzame aanvaarding van het door de VS geleide mondiale liberaal-kapitalistische systeem.

De minachting van de "rechtsen" komt voort uit het simpele feit dat Thiriart nooit heeft opgehouden hen te beschrijven als "kleine imbecielen" die zichzelf hebben veroordeeld tot politieke irrelevantie door nationalistische illusies en nostalgie naar een verleden dat even afgesloten als onherhaalbaar is. In die zin verwees de Belgische theoreticus naar de bekende uitspraak van José Ortega y Gasset dat "rechts of links zijn een keuze is uit de ontelbare manieren waarop de mens een imbeciel kan zijn". Thiriart was er zich namelijk terdege van bewust dat het nationalisme tot rechts en de revolutionaire sociale actie tot links beperken alleen maar het onderdrukkende en "vernietigende" systeem in de hand zou werken dat na 1945 in Europa werd ingevoerd: het jaar waarin het "Oude Continent", na drie decennia burgeroorlog, definitief zijn heersende klasse verloor, maar niet zijn "landeigen" klasse, die het verstandig achtte snel de kant te kiezen van een bezetter die haar bescherming en fortuin garandeerde. Een klasse die, samen met de politieke collaborateurs, schaamteloos aan de kolonisator alles verkocht wat verkocht kon worden, inclusief de elementaire moraal van het dagelijks leven. Zo is de ongebreidelde werkloosheid gepaard gegaan met de cultus van de immigratie, met rechtvaardigingen voor het gebruik van drugs (die niet toevallig worden geproduceerd in gebieden waar de VS zelf oorlog hebben gevoerd) en met de ongebreidelde ophemeling van seksuele afwijkingen, die het duidelijkst tot uiting komt in de door Coca-Cola gefinancierde "prides".

 

Het denken van Thiriart is zuiver Europees, neigend naar de bevrijding van Europa. De spanning in de richting van een werkelijke eenwording van het oude continent is aanwezig in zijn hele intellectuele loopbaan: van zijn samenwerking met de AGRA - Amis du Grand Reich Allemand (een beweging die in zekere zin de nationaal-socialistische linkerzijde vertegenwoordigde tegenover de rechtervleugel van Léon Degrelle's REX) tot Jeune Europe, tot de "Euro-Sovjet" wending van de laatste jaren. In die zin kan ook de steun aan de OAS in Algerije of het verzet tegen de dekolonisatie van Belgisch Kongo worden gelezen. Thiriart was er zich namelijk, vóór vele anderen, terdege van bewust dat het proces van dekolonisatie spoedig zou omslaan in een nieuwe vorm van kolonisatie: een les die uit historische processen werd getrokken. De Monroe Doctrine van 1823, het manifest van het Noordamerikaanse isolationisme, bijvoorbeeld, was niets anders dan de poging van Washington om Europa te vervangen bij de koloniale exploitatie van Midden- en Zuid-Amerika. Hetzelfde kan gemakkelijk worden toegepast op Kongo in de tweede helft van de 20e eeuw (denk maar aan de dubbelzinnige rol van de CIA bij de opbouw van de "onafhankelijkheid" van de Afrikaanse staat).

De Algerijnse context was anders. Hier moet de steun aan de OAS (men mag de lof van Carl Schmitt voor de "partizaan" Raoul Salan niet vergeten) worden geïnterpreteerd in het licht van het feit dat Thiriart Noord-Afrika (en meer in het algemeen geheel islamitisch Afrika) altijd als een integrerend deel van Europa heeft beschouwd. De bevrijding van de Middellandse Zee van de Noordamerikaanse aanwezigheid kan in feite niet los worden gezien van de nauwe samenwerking tussen de kustvolkeren van dit "binnenmeer", terwijl de zuidelijke grens van Europa wordt gevormd door de Sahara-lijn (een echte geopolitieke "oever", een grens die moeilijk te overschrijden is). Integendeel, deze grens zou zelfs kunnen worden verlegd naar Kaapstad, waardoor de "eilandenwereld" (de Euraziatisch-Afrikaanse massa) definitief zou worden verenigd en een einde zou worden gemaakt aan de snode invloed die sommige perifere regio's binnen deze wereld uitoefenen.

Het avontuur van de "militante orde" Jeune Europe past in deze context. De naam van de organisatie verdient een korte uiteenzetting. De eerste verwijzingen zijn die naar de door Giuseppe Mazzini in de jaren 1830 in het leven geroepen bewegingen, die ook een (niet geringe) inspiratiebron vormden voor het pan-Arabisme en de theoretici van de Syrische Ba'ath (met name Michel 'Aflaq). Er is echter ook een zekere invloed van René Dupois en Alexandre Marc's boek Jeune Europe uit 1933. Marc's ideeën zijn heel interessant. Hij was ervan overtuigd dat er twee Europa's waren: een oud en verrot Europa, verbonden met het parlementarisme, en een "nieuw Europa" geleid door Mussolini, Hitler en Stalin (de derde was, niet toevallig, met Frederik II een van de favoriete historische figuren van Jean Thiriart). Marc's ideeën werden op hun beurt beïnvloed door Otto Strasser's Zwart Front, die revolutie niet alleen beschouwde als een eenvoudige radicale verandering in politieke en economische instellingen, maar ook als een antropologische daad van overgang naar homo novus.

 

In de ervaring van Jeune Europe vindt men de ideologische benaderingen die Thiriart in de jaren tachtig tot definitieve wasdom zal brengen. In de periode van het politieke en militante activisme van Jeune Europe begon Thiriart de concepten te ontwikkelen van "imperialisme van integratie" (tegenover "imperialisme van overheersing") en van "natie-fusie" en "omni-burgerschap" (een politieke constructie waarin elke burger, op elke plaats, kan streven naar elke magistratuur). Dit is een alternatieve en tegengestelde opvatting van die van de "natie-verslaving" (Europa als een assemblage van kleine zelfbesturende thuislanden, d.w.z. het Europa van hen die het niet willen maar het niet durven zeggen, d.w.z. het Europa dat onderworpen is aan een conditie van geopolitieke gevangenschap van Noord-Amerikaanse zijde). Uit deze periode stammen de theorieën over het "rijk van 400 miljoen man van Brest tot Boekarest": een entiteit gebaseerd op dynamisch Europees nationalisme en "gewapende neutraliteit", dus noch met Washington, noch met Moskou. Maar terwijl Thiriart geen associatie met de Verenigde Staten mogelijk acht, geldt hetzelfde niet voor de USSR, laat staan China. Een alliantie tussen China en Europa in een anti-Amerikaanse spiraal is in feite zeer wenselijk. China, zo voorspelt Thiriart, zal de aanwezigheid van de VS in de Zuid-Chinese Zee in de 21e eeuw nooit kunnen tolereren (zoals nu in feite gebeurt). Het is dan ook de ideale bondgenoot van Europa.

De "derde-kracht"-benadering (noch met Washington, noch met Moskou) werd in de jaren tachtig overwonnen met de theorieën over de vorming van het "Euro-Sovjetrijk", die Thiriart ook voorstelde tijdens zijn reis naar Moskou in 1992 (waarbij hij onder meer de "rokende" Dugin ontmoette), op een moment dat de Sovjet-Unie reeds geïmplodeerd was.

In deze periode, goed beschreven in het werk van Sauveur, raakte Thiriart overtuigd van de noodzaak om een modern nationaal-Europees communisme te creëren: een 'esthetisch communisme' dat van bovenaf komt, van een lucide elite die in staat is de homo absurdus te vervangen door de homo novus. Thiriart was ervan overtuigd dat het Sovjet-communisme "gewoon idioot" was en dat deze "idiotie" de oorzaak was van zijn mislukking. Het moet worden vervangen door een vorm van Spartaans (Pruisisch) communisme: of liever, een communitarisme dat in staat is een stabiele constructie van de menselijke samenleving te bieden die de cyclische crises van het hyperkapitalisme en de staatloze financiën te boven komt. Niet gelovend in de revolutionaire spontaniteit van de massa's (wier belangstelling voor politiek of geopolitiek vaak van uitsluitend morbide aard is, niet in de laatste plaats vanwege de oplegging van een maatschappijmodel dat uitzinnig hedonisme en totale kleinzieligheid beloont), moest de enige oplossing worden gezocht in actie van bovenaf: in de bevrijding van de massa's door middel van het onderwijs (uitschakeling van de Amerikaanse vijfde colonne in Europa) en in de eenmaking van de continentale ruimte langs duidelijk anti-Amerikaanse en anti-Zionistische lijnen, en dit dankzij het werk van een "nieuwe Stalin" die in staat is op Europese schaal een actie uit te voeren die vergelijkbaar is met die welke in de oudheid door Filips II van Macedonië in Griekenland werd uitgevoerd.

Een gedachte die nog maar enkele jaren geleden werd gelaakt en veracht, krijgt nu meer kracht door de beelden van de rampzalige epiloog van de "westerse" agressie tegen Afghanistan. Een gebeurtenis die nog eens heeft aangetoond, voor zover dat nog nodig mocht zijn, hoe ondergeschikt de Europese landen zijn binnen het Atlantisch Bondgenootschap en hoe uitgesproken anti-Europees dit bondgenootschap is.

Yannick Sauveur, Jean Thiriart, il geopolitico militante, Edizioni all'insegna del Veltro, Parma 2021, pp. 173, € 18,00.