De initiërende essentie van kennis in Hegel (gezien door Giandomenico Casalino)

08.01.2024
De auteur uit Salento stelt een onconventionele exegese voor van de filosofie van de Duitse auteur, met als doel de idealistische filosoof te onttrekken aan "moderne" lezingen.

Giandomenico Casalino, een wetenschapper op het gebied van traditionele dingen, pleit in zijn essays al enige tijd voor een onconventionele exegese van de filosofie van Hegel, met als doel de idealistische filosoof te verwijderen uit de "moderne" lezingen, die als doel hebben de idealist te degraderen naar de sfeer van het immanentistisch historicisme. Dit analytische werk heeft als eigen pars construens het verlangen om het Hegelisme terug te brengen naar de eerbiedwaardige "Platonisch-Hermetische Traditie". Dit wordt ook duidelijk bij het lezen van Casalino's laatste werk, L'essenza iniziatica del sapere in Hegel (De initiële essentie van kennis in Hegel), in de boekhandel bij Arỹa edizioni (bestelling: arya.victoriasrl@gmail.com, pp. 80, euro 18,00). De bedoeling van de auteur wordt al aan het begin van het boek expliciet gemaakt: "Hegel behoort, vanaf Proclus via het hele middeleeuwse Platonisme tot Georgios Gemistus Plethon [...] tot de Platonische Traditie, die zeker haar institutionele leven beëindigde in 529 na Christus [...] maar niet ophield met haar spirituele leven, in termen van overdracht" (p. 12).

Dat Hegel tot zo'n speculatieve reeks behoort, zou blijken uit het feit dat de denker filosofie zag als: "een esoterische beschouwing van God" (p. 13). Filosoferen zou daarom, in deze visie, het hoogste moment vertegenwoordigen op de weg die naar Kennis leidt: "vanwege het feit dat het niet langer gebaseerd is op de fideïstische overtuiging van het bestaan van de Ander en zijn vreemdheid aan het Ego" (p. 13) zoals, integendeel, gebeurt in de voorstelling die eigen is aan het religieuze en esoterische moment. Alleen door middel van de filosofie is het mogelijk om het Absolute, het Goddelijke, te kennen. Het heeft, merkt Casalino op, een theo-logische trek in Hegel voor zover de Logica van de idealist presenteert wat Mario Dal Pra definieerde als de toestand van de 'incoato' god, van de god vóór de schepping, voorafgaand aan het uit zichzelf komen. De Hegeliaanse Logica is in feite Ontologie, zij identificeert zich met Metafysica en Fysica, voor zover: "De Essentie van de Wereld-Natuur dezelfde conceptuele, d.w.z. eeuwige essentie van het Denken is, of dat de Goden-Metalen, als de levende Machten der dingen, dezelfde innerlijke Getallen-Metalen zijn, zoals de Hermetische Traditie beweert" (p. 14).

Casalino's essay over Hegel

Voor Hegel, in het licht van deze beweringen: "Kennis is en bestaat in het identificerende samenvallen van de kenner en het gekende, waarbij het gelijke gekend wordt door het gelijke; het kennen is het zijn van het gekende" (p. 15). In één woord, panlogisme zou ons uitnodigen om ons bewust te worden van onze ware en diepste natuur, het goddelijke, dat altijd al in ons heeft geleefd. Daarom vertegenwoordigt het resultaat van het systeem van de filosoof uit Stuttgart, de Geest, eigenlijk een terugkeer naar de oorsprong. Het is een anamnestisch proces dat "Ontwaken" induceert, een circulair en uroborisch zelfkennisproces. Op grond van deze conceptuele context ziet Casalino een duidelijke verwantschap tussen de Hegeliaanse standpunten en de standpunten die in de 20ste eeuw werden verwoord door Evola en Guénon, exponenten van het traditionalisme, die er op verschillende manieren naar streefden om het louter religieuze, fideïstische en sentimentele moment te overwinnen, zoals gecentreerd op het dualisme Mens/God. De auteur toont een voorkeur voor Evola's benadering van het Absolute, die hij definieert als heroïsch-apollinisch: Evola zou zichzelf, net als Hegeliaanse Kennis, voorbij hetzelfde Helleense Mysterie hebben geplaatst, dat, zoals Aristoteles had begrepen in fr. 15 van de Perì philosophias, aan ons overgeleverd door Simplicius, nooit zo ver ging als mathèin, het Intelligibele, en stopte bij de pathèin dimensie, de animale dimensie.

In het bijzonder langs deze route zou Hegel zich bewust zijn geweest van een relevant element van Plotinus' leer. De Neo-Platonist, indachtig de klassieke visie op leven en Kennis, nodigde zijn studenten in feite uit om zich te bevrijden van "bewustzijn", zo geliefd in de moderne gnoseologie: "er is alleen een waakzaam, wakker, intentioneel bewustzijn, in de moderne betekenis van de term, wanneer er een diminutio is vanuit de Nous, een neerwaartse beweging" (p. 44). Bewustzijn dat in het lichaam valt, "vervangt de eeuwigheid van het denken door continuïteit in tijd en ruimte [...] het is een degradatie van contemplatie" (p. 45). Denken is één ding, vertellen Plotinus en Hegel ons, en bewustzijn van het denken is iets anders: "alles wat onder de regering van het bewustzijn valt, zijn de dingen die ons het meest vreemd zijn, het minst edel, terwijl we ons van datgene wat onze ware natuur is, niet bewust zijn" (p. 47). In het geheel van de werken van de grote idealist zou De fenomenologie van de geest dezelfde rol spelen als Timaeus deed in Plato's reis: "het is het waarheidsgetrouwe verhaal van de symbolische "geschiedenis" van het bewustzijn dat uitmondt in Absolute Kennis" (p. 53).

De Wetenschap van de Logica zou daarentegen overeenkomen met de Platonische Parmenides. De bekende Hegeliaanse affirmatie: "Het Ware is het Geheel" laat zien dat een dergelijke visie volgens de auteur bereikt kan worden door middel van een intuïtieve en onmiddellijke Kennis: "die de moderne Logica [...] van identiteit [...] niet uitsluit, juist omdat ze erboven staat [...], aangezien deze laatste de legitieme kennismethode van de exoterische dimensie is" (p. 19). De Hegeliaanse Cirkel van Cirkels, volgens Casalino, verwijst daarom niet naar een reeds gebeurd zijn dat moet worden herwonnen en zelfs niet naar een toekomst, naar een vóór-ons, maar naar dat altijd dat gegeven is in verschijnselen als het huidige Geheel. Hegel gaat in dit perspectief voorbij aan het dualisme van essentie/existentie, van binnen/buiten en nodigt ons, vrij van de dimensie van voelen en willen, uit om op te stijgen naar het: "het bovenzinnelijke door middel van thèoria [...] de onzegbare visie van de Idee die het Intelligibele is" (p. 55).

Hegel concludeert, voor de auteur: "terwijl we spreken [...] over de beweging van het Zijn waarin de Essentie die het Geheel is en het Absolute is, gerealiseerd wordt, is deze aanwezig in tijd en ruimte maar staat ab aeterno daarbuiten" (p. 57). Dit is een kennis met een hermetisch trekje, die gerealiseerd moet worden in het Instant dat het Eeuwige is, aangezien we daarin leven ook al hebben we er geen kennis van. De identiteit van het werkelijke en het rationele verwijst niet naar de acceptatie van het bestaande, want: "De Idee is werkelijk, omdat ze waar is, alleen in de Natuur [...] en er doorheen en erbuiten om [...] Geest te zijn! Een analyse om over na te denken...

Bron

Vertaald door Robert Steuckers